Walnoot
Gebruikte delen:
Noot, schors.
Eigenschappen:
Een samentrekkend, krampwerend, anthelminticum, dat de cholesterolspiegel verlaagt en laxeert. De nootschil is ontstekingsremmend.
De Grieken geloofden dan in een Gouden Tijdperk in het verre verleden, toen de goden over de aarde liepen, zij zich voedden met walnoten – vandaar de naam juglans of jovi glans, 'Jupiters noten'. De boom kwam oorspronkelijk vermoedelijk uit Perzië, maar wordt sinds de oudheid in Europa gecultiveerd. De Romeinse schrijver Varro (geboren in 116 v.C.) schrijft dat okkernotenbomen tijdens zijn leven in Italië groeiden. De olie was populair bij de Romeinen en is tegenwoordig nog steeds een favoriete slaolie.
In Europa gebruikte men de bladeren en de schors van de walnoot traditioneel als een remedie tegen constipatie en verscheidene huidproblemen, terwijl de Chinezen in de noten eerder een tonicum voor de nieren zagen.
In de signaturenleer stelde men dat de noten een gelijkenis vertoonden met de hersenen, en derhalve werden ze gebruikt bij geesteszieken – naar men mag aannemen met weinig resultaat. De afgelopen jaren is vastgesteld dat de ui de zaden geperste olie essentiële vetzuren (cis-linol- en alfa-linoleenzuur) bevatten, die, zoals het op grotere schaal gepropageerde gamma-linoleenzuur uit teunisbloemolie, vitaal zijn voor het normaal functioneren van het lichaam. Uit een recent Amerikaans onderzoek komt bovendien naar voren dat het regelmatig eten van walnoten ook de cholesterolspiegel kan verlagen en de kans op een hartaanval verkleint.
U kunt walnootolie regelmatig in saladedressings of als basis voor massagesmeersels en koude olie-infusies gebruiken.